Op 19 februari 2016 verscheen de zogenaamde Potpourri II-wet van 5 februari 2016 in het Belgisch Staatsblad. Onder meer de regels inzake het verzet in strafzaken werden grondig hervormd.
Tot voor de nieuwe wet had elke beklaagde het recht om niet op een rechtbankzitting te verschijnen en dus verstek te laten. Daarna kon verzet gedaan worden, zodat een nieuw proces bij dezelfde rechter moest worden georganiseerd. De beklaagde hoefde geen rekenschap af te leggen over de reden waarom hij verstek had gelaten bij de eerste behandeling.
Dit systeem gaf weleens aanleiding tot misbruiken om de behandeling van de zaak op de lange baan te schuiven. Men kon namelijk ook in graad van beroep gewoon verstek laten gaan, waarna ook daar opnieuw verzet kon gedaan worden. Resultaat: een zaak kon tot 4 keer behandeld moeten worden: 2 keer bij verstek en 2 keer op verzet. Vooral in zeer complexe dossiers werd de rechtbank hiermee belast.
De wetgever beoogde daarom een nieuw systeem waarin het recht om verzet te kunnen doen werd voorbehouden aan partijen die zelf geen schuld hebben aan hun afwezigheid op de eerste zitting.
Het nieuwe artikel 187 Sv.
Door de wetswijziging werd het onbeperkte recht op verzet ingeperkt en werden de bepalingen over het verzet in strafzaken gehergroepeerd in één artikel: artikel 187 Sv., dat is opgedeeld in 10 paragrafen.
Onontvankelijk verzet
§5 van artikel 187 voorziet 3 gevallen waarin het verzet door de rechtbank onontvankelijk dient te worden verklaard:
- het verzet dat niet conform de wettelijke vormen en termijnen wordt betekend, behalve wanneer op dit vlak overmacht kan worden aangetoond.
- wanneer het geen verstekvonnis betreft waartegen verzet werd aangetekend.
- wanneer de eiser in verzet eerder een ontvankelijk hoger beroep aantekende tegen het verstekvonnis.
Ongedaan verzet
De figuur van het ongedaan verzet blinkt niet uit door eenvoud. Het verzet wordt voortaan als ongedaan beschouwd wanneer vast staat dat de eiser in verzet kennis had van de oorspronkelijke dagvaarding in de verstekprocedure en geen gewag maakt van overmacht of een wettige reden van verschoning ter rechtvaardiging van zijn afwezigheid. De rechter beoordeelt deze aangevoerde reden(en) vrij.
De verzetdoende partij moet dus aantonen dat hij geen kennis had van de oorspronkelijke dagvaarding, waardoor hij niet op zijn initieel proces verschenen was. Bovendien moet de eiser in verzet persoonlijk of vertegenwoordigd door zijn advocaat verschijnen tijdens de verzetsprocedure. Indien hij immers opnieuw verstek laat, wordt het verzet als ongedaan aanzien, ongeacht wat de redenen voor deze nieuwe afwezigheid ook geweest mogen zijn. Er bestaat geen enkele uitzondering op deze regel.
Dit geldt ook wanneer de rechter het verzet al ontvankelijk verklaarde en de zaak vervolgens voor de verdere behandeling ervan uitstelde naar een latere datum: wanneer de beklaagde op die latere datum niet aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt het verzet ook ongedaan verklaard.
Niet voor het Hof van Assisen
De nieuwe regels zijn van toepassing op alle strafrechtbanken, zowel in eerste aanleg als in beroep, met uitzondering van de procedure voor het assisenhof.
Termijnen
De termijnen voor de verzetprocedure zijn ongewijzigd gebleven, met name 15 dagen vanaf de dag waarop de veroordeelde kennis heeft gekregen van het verstekvonnis (gewone termijn) of uiterlijk 15 dagen na de dag waarop hij van deze betekening kennis heeft gekregen (buitengewone termijn). Deze termijnen kunnen in een zeer beperkt aantal gevallen verlengd worden.