De rechter kan bij bepaalde strafbare feiten de veroordeling gepaard doen gaan met het verbod op een beroepsuitoefening. Er dient een onderscheid gemaakt te worden naargelang het verbod betrekking heeft op besturen dan wel op handel drijven.
Voorwaarden
Er moet aan enkele voorwaarden voldaan zijn opdat de rechter deze bijkomende straf kan uitspreken:
- het kan enkel voor misdrijven die opgesomd worden in de wet betreffende het beroepsuitoefeningsverbod (KB nr. 22 van 24 oktober 1934). Het gaat voornamelijk over fraudemisdrijven.
- het kan enkel opgelegd worden aan iemand die veroordeeld wordt als dader OF als deelnemer.
- Het kan zowel voor voltooide misdrijven als voor pogingen.
Het koopmans- of handelsverbod kan slechts opgelegd worden voor de faillissementsmisdrijven en het misdrijf van misbruik van vennootschapsgoederen. Hier moet het gaan om een voltooid misdrijf.
De duur van het opgelegde verbod is minstens 3 jaar en maximum 10 jaar.
Facultatief
De straf is facultatief: de rechter KAN de straf opleggen, maar is dat in geen geval verplicht.
Wie het opgelegde verbod schendt, pleegt een nieuw misdrijf en kan daarvoor afzonderlijk worden vervolgd.